• Register
Start  //  Kastelen  //  Huize Meezenbroek  //  De bewoners  //  Johan Frederik van Schaesberg (2) (1663/1664 - 1723)

De bewoners

[0001] SCHAESBERG (Johan Frederik Willem Bernard baron, sedert 1706 graaf van en tot), Kerpen en Lommersum, gewoonlijk genoemd Johan Frederik (2), geb. in 1663 of 1664, overl. te Düsseldorf 18 Aug. 1723, zoon van Wolfgang Willem (...) en van Maria Florentina van Eynatten. Hij was een man met groote eerzucht en van hooge ontwikkeling, die onder de regeering van Johan Willem, keurvorst van de Palts, de hoogste waardigheden en eere-posten wist te veroveren. Zijn geboortedag en -jaar is niet vast te stel en, uit zijn jeugd is alleen bekend, dat hij in 1673 te Roermond de school bezocht. In het begin der jaren 80 studeerde hij aan de universiteit te Keulen in de rechten. 14 Febr. 1682 werd hij te Roermond in de vergadering der Staten van het Overkwartier beschreven, ofschoon hij den vereischten leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt had, en 13 Juli 1685 werd hij te Hinsbeck als drossaard van het ambt Krickenbeck en Erkelens aangenomen. Hij huwde 29 Febr. 1688 (volgens huw. contr. te Krickenbeck 19 Febr. 1688 opgemaakt) Mechtildis Margaretha Clara Elisabeth barones van Schöller (geb. 26 Febr. 1667, overl. 3 Nov, 1708), oudste dochter van Wolfgang Willem en van Anna Sebastiana, barones van Wylich tot Grossbernsau. 14 Dec. 1689 volgde zijn benoeming tot guliksch-bergsch hofraad van den erf-keurprins van de Palts; deze henoemde hem achtereenvolgens tot ritmeester (21 Aug. 1693), hof- en kamerraad en ambtman te Blankenburg (1694). 14 Dec. van dat jaar werd hij directeur van de keurpaltssche hofkamer en 3 Dec. 1695 tot president van de hofkamer van het hertogdom Berg en 9 Dec. van hetzelfde jaar tot geheimraad van den keurvorst benoemd. 5 Dec. 1691 volgde de beleening met de heerlijkheid Schaesberg en 27 Oct. 1693 ontving hij door overdracht van zijn schoonvader de beleening met de heerlijkheid en het ambt Schöller, hetwelk een leen der abdij Corvey was. 21 Jan. 1702 werd hij benoemd tot bergschen landcommissaris en 24 Oct. d.a.v. tot landmaarschalk; 16 Dec. 1702 hofkamerpresident, 27 Juli 1705 ambtman van Brüggen en Dahlen. 6 Oct. 1706 beleend met de guliksche heerlijkheid en het slot Wildenburg. 9 Sept. 1706 was hij door keizer Joseph I in den erfelijken rijksgravenstand verheven, evenals zijn beide neven Frederik Sigismond van Schaesberg tot Schaesberg en Johan Sigismond van Schaesberg tot Hardenberg, Maltheser ordensridder en commandeur. Bij de vernieuwing der St. Hubertus-ridderorde (29 Sept. 1708) was hij een der eerste nieuw-benoemde ordensridderes. De keurvorst Johan Willem van de Palts droeg hem 10 Dec. 1710, als erkenning voor vele diensten de vrije heerlijkheden Kerpen en Lommersum (oorspronkelijk een brabantsch leen) over; deze werden 12 Febr. 1712 door den Keizer tot een rijksgraafschap en de bezitter tot een rijksgraaf verheven. In 1709 ontving hij het huis Gangelt als leen, dat tot 1771 in schaesbergsch bezit bleef; 23 Sept. 1715 volgde zijn benoeming tot stadhouder der hertogdommen Gulik en Berg. In 1712 was hij met een politieke zending naar den Haag belast en in 1716 evenzoo naar Brussel. Na den dood zijner eerste echtgenoote hertrouwde hij (volgens huw. contr. te Burgau 29 Oct. 1718) Maria Anna Catharina barones van Wolff-Metternich tot Gracht (weduwe van Elmpt-Burgau) (overl. te Düsseldorf 11 Febr. 1722). Uit zijn eerste huwelijk werden 11 kinderen geboren o.a. Anna Maria Louisa (overl. 6 Jan. 1776), huwde 2 Febr. 1714 Johan Lodewijk Hendrik graaf van Goltstein, heer tot Breijl (overl. 13 Aug. 1731); Johanna Maria Isabella Margaretha (overl. 1765), huwde 14 Sept. 1711 Caspar Frans Edmund baron van Burtscheid tot Burgbroel; Gabriëlla Godefrida Felicitas, huwde 30 Juli 1711 te Düsseldorf Karel Adolf Joseph baron van Mirbach tot Harff; Johan Willem (die volgt); Maria Anna Amalia Gabriëlla Felicitas Sebastiana (geb. 1698, overl. 8 Oct. 1772), abdis van het sticht O.L. Vrouw in het Kapitool te Keulen; Maria Anna Ferdinanda (overl. in 1755), huwde te Düsseldorf 21 Jan. 1728 baron Frans Egon von Wendt en vervolgens 8 Febr. 1744 baron Joseph Johan Antoon von Schade, heer van Antfeld; Johan Frederik Sigismond Joseph Bernard Frans Xavier (geb. te Düsseldorf 10 Juni 1705), studeerde in 1719 te Mainz in de rechten, werd 7 Nov. 1727 in den geestelijken stand opgenomen, kanunnik te Hildesheim (11 Aug. 1728) en te Munster (17 Nov. 1728) en te Paderborn (1731), overleed aldaar 5 Sept. 1775.

Zie:
Ernst Tode, Chronik der Retersbeck-Schaesberg (Görlitz 1918), 83-103, 129-141;
Louis baron de Crassier, Succession généalogique des seigneurs de Lichtenberg les Maestricht in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXXII (1895), 254;
Leopold Henrichs und Johann Finken, Geschichte der Herrlichkeit Leuth, 88, 91, 93;
F.W. Lohmann, Geschichte der Stadt Viersen, 22;
Alphabetische lijst der edelen, die sedert 1555 ter bijwoning van de vergaderingen der Staten van het Overkwartier beschreven werden in Maasgouw (1881), 551.

Powered by Bullraider.com
Scroll Up